Wat is de zonde die niet tot de dood leidt in 1 Johannes 5:16-17?
Er is veel discussie over de zonde die niet tot de dood leidt in 1 Johannes 5:16-17. Velen geloven dat deze zonde verwijst naar een specifieke, onvergeeflijke zonde, terwijl anderen geloven dat het simpelweg verwijst naar alle zonden. Er is echter één interpretatie die zwaarder lijkt te wegen dan de andere.
De meest voorkomende interpretatie van dit vers is dat de zonde die niet tot de dood leidt een verwijzing is naar een specifieke, onvergeeflijke zonde. Deze interpretatie is gebaseerd op het feit dat het Griekse woord voor 'zonde' in dit vers (hamartia) ook kan worden vertaald als 'overtreding'. Dit suggereert dat de zonde in kwestie een opzettelijke daad van rebellie tegen God is.
Hoewel er geen definitief antwoord is op wat deze specifieke zonde zou kunnen zijn, zijn er een paar mogelijkheden die het overwegen waard zijn. Het kan zoiets zijn als godslastering tegen de Heilige Geest, wat een daad is van het afwijzen van Gods vergeving en het weigeren zich af te keren van iemands zondige wegen. Of het kan zoiets zijn als afvalligheid, dat is wanneer iemand die gelovig is geweest zijn geloof verloochent.
Hoe het ook zij, het is belangrijk om te onthouden dat we allemaal zondaars zijn en niet voldoen aan Gods maatstaven. Het goede nieuws is dat onze zonden zijn vergeven door Christus' offer voor ons. Dus wat onze individuele 'zonden' ook mogen zijn, we kunnen vergeving en eeuwig leven vinden door Jezus Christus.
Antwoord geven
Een zonde die niet tot de dood leidt (en een zonde die wel tot de dood leidt) wordt gezinspeeld in 1 Johannes 5:16-17: Als je een broeder of zuster een zonde ziet begaan die niet tot de dood leidt, moet je bidden en God zal hen het leven geven. Ik verwijs naar degenen wier zonde niet tot de dood leidt. Er is een zonde die tot de dood leidt. Ik zeg niet dat je daarvoor moet bidden. Alle wangedrag is zonde, en er is zonde die niet tot de dood leidt.
Johannes schreef zijn evangelie zodat mensen in Jezus zouden geloven en leven in zijn naam zouden hebben (Johannes 20:30-31). Hij schreef zijn eerste brief, gedeeltelijk, zodat degenen die in Jezus geloven dat zouden doen
weten dat zij het eeuwige leven hebben (1 Johannes 5:13). Johannes wil dat gelovigen vertrouwen hebben in hun positie in Christus en vermeldt in dat verband dat er een aantal soorten zonde zijn. Het ene type zonde leidt niet tot de dood, en het andere wel.
We vinden een voorbeeld van een zonde die tot de dood leidt in Handelingen 5. Daar liegen Ananias en Saffira tegen de Heilige Geest (Handelingen 5:3), en als gevolg daarvan sterven ze. Paulus noemt nog een voorbeeld van een zonde die tot de dood leidt in 1 Korintiërs 11:30. Sommigen die het Heilig Avondmaal misbruikten, waren ziek geworden en zelfs gestorven. Dit zijn de enige twee duidelijke voorbeelden in het Nieuwe Testament van gelovigen die zonden tot de dood begingen. Johannes noemt een zonde tot de dood in zijn eerste brief, maar hij geeft geen details over wat de zonde is. Hij spreekt van
categorieën van zonde, niet wijzend op specifieke zonden.
De context is de leer van Johannes over gebed. Johannes legt uit dat we erop kunnen vertrouwen dat, in alles wat we God vragen in overeenstemming met Zijn wil, Hij ons hoort (1 Johannes 5:14). Iets vragen volgens Zijn wil, is vragen om iets dat God ons heeft meegedeeld en waarnaar Hij verlangt. Als we om iets vragen dat Hij wil, dan vragen we om iets waar we Hem om zouden moeten vragen. Johannes gaat verder en legt uit dat, wanneer God dit soort verzoeken hoort, we krijgen waar we om gevraagd hebben (1 Johannes 5:15). Gelovigen moeten zonder ophouden bidden (1 Tessalonicenzen 5:17), en, zoals Jezus zei in Johannes 14:12-14, wordt de Vader verheerlijkt in de Zoon wanneer Zijn discipelen in Zijn naam bidden. Tot
bid in Jezus’ naam is bidden naar Zijn wil of bidden alsof Jezus het zelf aan de Vader vraagt. Maar we ontdekken in 1 Johannes 5 dat er verschillende soorten zonde zijn, en dat heeft invloed op waar we wel en niet om moeten vragen. De kerk moet de ernst van de zonde erkennen, vermijden om in zonde te blijven en bidden zoals God het heeft bedoeld.
Het is belangrijk om te letten op de kwalificatie die Johannes (en Jezus) aan gebed geeft. God belooft niet om alles te doen wat we vragen zonder voorwaarden. Hij bevestigt dat Hij zal geven wat gevraagd wordt volgens Zijn wil, in de naam van Jezus. Jezus verwees niet naar een magische formule of mantra of suggereerde dat we de zin zouden moeten toevoegen
in Jezus naam aan onze gebeden om ervoor te zorgen dat ze worden verhoord. We zouden God moeten vragen om wat Hij heeft geopenbaard dat Hij voor ons wil. Maar er zijn een aantal dingen waar we volgens John niet om mogen vragen. Hij geeft een voorbeeld: als een broeder een zonde begaat die niet tot de dood leidt (of niet tot de dood leidt), dan moet degene die de zonde begaat om Gods genade voor de overtreder vragen, zodat de dood niet het gevolg is (1 Johannes 5:16). Aan de andere kant is er een zonde die tot de dood leidt, en Johannes suggereert niet dat men moet bidden namens degene die dat soort zonde begaat (1 Johannes 5:16). Johannes maakt onderscheid tussen deze twee soorten zonde, zelfs als hij erkent dat alle zonde ongerechtigheid is (1 Johannes 5:17).
Het onderscheid dat Johannes maakt tussen de zonde die niet tot de dood leidt en de zonde die wel tot de dood leidt, illustreert dat er sommige verzoeken zijn die niet in overeenstemming zijn met Gods wil en dat de gelovige dus niet mag verwachten dat deze worden ingewilligd. Dit principe is eenvoudig en ongecompliceerd. Als we bidden voor dingen die buiten Gods wil liggen, mogen we geen antwoord verwachten.
De uitdaging voor tolken is dat Johannes nergens in de context beschrijft over welke zonden hij het heeft. Hij spreekt over die zonden als brede categorieën. Als hij specifieke zonden in gedachten had, zouden zijn oorspronkelijke lezers ongetwijfeld begrijpen waarnaar hij verwees. Vanwege de dubbelzinnigheid is het waarschijnlijk het beste om gewoon het principe te erkennen dat over gebed wordt geleerd in plaats van te proberen vast te stellen wat Johannes niet in de context vermeldt: de specifieke aard van de zonde die niet tot de dood leidt en de zonde die dat wel doet. .